Feest van Sint Franciscus 4 oktober

Uit de “Bloemekes van Sint Franciscus”

Hoe de heilige Franciscus aan Broeder Leo leert waarin de volmaakte vreugde gelegen is

francisSint Franciscus was eens in de winter met Broeder Leo op weg van Perugia naar Santa Maria van de Engelen. Toen nu beiden hevig gekweld werden door de bittere kou, riep hij Broeder Leo, die wat vooruit liep en sprak: O Broeder Leo, zelfs al zouden de Minderbroeders in de hele wereld een groot voorbeeld zijn van heiligheid en stichtelijkheid, schrijf op en neem er zorgvuldig nota van dat hierin niet de volmaakte vreugde ligt.

En als zij voortgingen, riep Sint Franciscus hem nogmaals: O Broeder Leo, ook al zou een Minderbroeder het zicht teruggeven aan de blinden, krommen recht maken, de duivels uitdrijven, de doven laten horen, de lammen doen lopen, de stommen doen spreken, of, nog sterker, iemand ten leve wekken die al vier dagen dood is, schrijf op dat hierin niet de volmaakte vreugde ligt.

Na weer wat verder te hebben gelopen, riep Sint Franciscus met luide stem: O Broeder Leo! Ook al zou een Minderbroeder alle talen kennen, en alle wetenschappen, en alle Schriften, of zelfs kunnen profeteren, en niet alleen de toekomstige zaken onthullen, maar ook de geheimen in het geweten van elke ziel, schrijf dat ook dat niet de volmaakte vreugde is.

Daarna liep Sint Franciscus nog weer een eindje verder, en riep opnieuw met luide stem: O Broeder Leo, gij lammeke van God! Ook al zou een Minderbroeder de taal der engelen spreken, en de loop der sterren kennen, en de werkingen van de kruiden, en al zouden hem alle schatten van de aarde worden onthuld, en al zou hij alle eigenschappen kennen van de vogels en de vissen en van alle dieren, en van de mensen, en van de bomen, en van de stenen, en van de wortelen en de wateren, schrijf het goed op dat hierin niet de volmaakte vreugde ligt.

En toen hij opnieuw een eind gelopen had, riep Sint Franciscus luid: O Broeder Leo! Ook al zou een Minderbroeder zo goed kunnen prediken dat hij uiteindelijk alle ongelovigen zou bekeren tot het geloof in Jezus Christus, schrijf dat daarin niet de volmaakte vreugde bestaat.

En wel twee mijlen ver bleven ze zo voortgaan, totdat Broeder Leo, die over dit alles ten zeerste verwonderd was, hem uiteindelijke vroeg: Vader, ik bid u, om Gods Wil, zeg mij waarin de volmaakte vreugde dan gelegen is?

En Sint Franciscus antwoordde: Wanneer wij straks aankomen bij Santa Maria van de Engelen, doorweekt van de regen en verstijfd van de kou, met slijk besmeurd en uitgeput van de honger, en we zullen aankloppen aan de kloosterpoort, en de portier komt chagrijnig opendoen en hij roept: “Wie zijn jullie?” En wij zeggen: “Wij zijn twee van uw medebroeders”. En hij zegt: “Je liegt! Jullie zijn twee leeglopers, en jullie zijn erop uit de wereld te bedriegen en de aalmoezen te stelen van de armen. Eruit!”; en hij laat ons niet binnen, en laat ons ’s nachts zonder eten buiten in de sneeuw en de regen en de kou; als we die afwijzing en zoveel smadelijk onrecht kalm met geduld verdragen, zonder ons te ergeren en zonder te morren, en daarbij ootmoedig en liefdevol bedenken dat de portier ons goed doorheeft en dat God zelf hem zo laat spreken tegen ons … O Broeder Leo, schrijf op dat hierin de volmaakte vreugde bestaat.

En als wij blijven kloppen, en hij komt woedend naar buiten en verjaagt ons als onbeschaamden met beledigingen en klappen, en hij zegt: “Wegwezen, ellendig tuig! Ga maar naar het gasthuis, want hier is geen eten of onderdak voor jullie!” Als we dat met geduld en blijdschap en liefde verdragen, Broeder Leo, schrijf op dat hierin de volmaakte vreugde ligt.

En als we door de honger en de koude nacht gedwongen worden om nog weer eens aan te kloppen, en we smeken onder tranen dat hij ons om de liefde Gods wil opendoen en binnenlaten, en hij zegt, nog meer geprikkeld: “Dan zijn me toch een stel onbeschaamde rekels! Die zal ik eens geven wat ze verdienen!”. En hij komt naar buiten met een stok vol knoesten, en pakt ons bij de kap van ons habijt, en slaat ons tegen de grond, en sleept ons door de sneeuw en de modder, en ranselt al onze leden af met die knoestige stok; als we dat allemaal met geduld en blijdschap verdragen, en ons zo verenigen met het lijden van Christus de Gezegende, dat we moeten verduren uit liefde tot Hem … O Broeder Leo, schrijf op dat hierin de volmaakte vreugde bestaat.

1Luister nu naar het besluit, Broeder Leo: hoger dan alle genaden en alle gaven van de Heilige Geest, die Christus zijn vrienden verleent, staat de genade van zichzelf te overwinnen en gaarne, vrijwillig en uit liefde tot Jezus Christus, pijn en onrecht, smaad en last te verdragen. Want op alle overige gaven van God kunnen we ons niet beroemen, omdat het niet onze eigen gaven zijn maar die van God, zoals de Apostel zegt: “Wat hebt gij dat ge niet van God gekregen hebt? En als gij het van Hem ontvangen hebt, waarom beroemt gij u erop alsof het van uzelf komt?” [1 Kor 4,7] Maar op het kruis van de beproeving en het lijden kunnen we ons beroemen, want dat is van ons. Daarom zegt de Apostel: “Het zij verre van mij te roemen, tenzij op het kruis van onze Heer Jezus Christus” [Gal 6,14] Hem zij altijd eer en glorie in alle eeuwigheid. Amen.