Mildheid

Mildheid

Onze houding ten opzichte van de naaste is een belangrijk thema van de zondagsevangeliën. Hieronder vindt u een beschouwing over de evangelielezing van de eerste zondag na Pinksteren van de hand van monseigneur Karel Cruysberghs (1891-1976), begenadigd schrijver en kanselredenaar. Ze werd overgenomen uit  De zondagsevangeliën op de preekstoel, De Pinkstertijd, 1957. De Latijnse citaten werden weggelaten.

“Wees barmhartig, zoals uw Vader barmhartig is. Oordeel niet, en gij zult niet geoordeeld worden; veroordeel niet, en gij zult niet veroordeeld worden; spreek vrij, en gij zult vrijgesproken worden. Geef, en u zal gegeven worden; een goede, samengeperste, geschudde en overlopende maat zal men u in de schoot geven; want met de maat waarmee gij meet, zal u teruggemeten worden.” (Lc, 6,36-38)

Oordeel niet !

Dat oordelen is het kenteken van wat wij ‘slechte karakters’ noemen…, zuurkijkers, beknibbelaars, criticasters: alles is te breed of te lang, iedereen wordt over de hekel gehaald…, niemand weet het hen naar de zin te maken. Opbouwen kunnen ze niet, afbreken, des te beter. Die mentaliteit wortelt, ofwel in een ziekelijke neiging tot zwartgalligheid, ofwel in een onbestreden zelfgenoegzaamheid, die ten slotte een vorm is van de menselijke hoogmoed.

“Wie oordeelt”, zegt Jezus, “wordt geoordeeld”. Vooreerst door God, “Die”, zoals Sint Paulus schrijft, “een blij gever liefheeft” (II Cor., IX, 7), namelijk iemand die God en de naaste dient met een open, optimistisch, want vertrouwend hart. Zure weiden leveren zuur gras.

Vervolgens wordt de oordeler geoordeeld door de mensen. Ze verdragen hem niet, ze stoten hem af. Dikwijls isoleert hij zichzelf. Hij krijgt niet de warme sympathie, die hem zou toelaten invloed uit te oefenen rondom zich. Een echt apostel is nooit een pessimist. Hij weet dat er veel verkeerd loopt onder de mensen, maar hij bedenkt dat hijzelf evenmin volmaakt is, hij arbeidt aan zijn zelfverbetering en hij staat mild en begrijpend tegenover de tekorten en zwakheden van anderen. Hij zal niet verontschuldigen wat geen verontschuldiging verdient, maar hij houdt rekening met verzachtende omstandigheden en is er telkens blij om dat hij er ontdekt. In de grond zijn de mensen vaak beter dan zij er uitzien. Het eerste, wat de goede God, na de zondeval, geschonken heeft, is medelijden. En het tweede : hoop: Hij heeft hun een Verlosser beloofd.

Stel gebreken vast…, maar slaat de gebrekkige niet, helpt hem zijn weg vorderen, gijzelf vordert dan meteen ook. En verlies nooit de moed : “Le chrétien conclut toujours à l’espérance”.

Oordeel vooral uzelf. “Wie zichzelf oordeelt, streng naar waarheid, zonder zelfbedrog », zegt Sint Paulus, “wordt niet geoordeeld » (I Cor., XI, 31).

 

Veroordeel niet !

Vonnissen worden voortdurend onder de mensen geveld, niet slechts op de vele rechtbanken – jammer zijn er vele nodig – maar op de straat en in de huiskring. Pratende buren kunnen harder vonnissen dan de beste rechter, omdat zij het doen, niet met de nuchterheid van een kalme jurist, maar met het leedvermaak van de afgunst, de haat en de wraak.

We staan hier op het drassig gebied van de zwaarste zonden. De aanslagen op het stoffelijk bezit of het leven van de naaste zijn zwaar, maar daarnaast staat eerroof en die is des te gruwelijker, waar hij ingegeven wordt door liefdeloosheid en wrok, die afbreuk doen aan het eerste en grootste gebod.

Hoevelen zullen om hun oordeel veroordeeld worden en om hun vonnis over niet- of niet- geheel-schuldigen gevonnist worden !

Wie het geweten van zijn broeder oordeelt, doet wat God alleen kan en mag. Behalve in patente gevallen van boosheid. Maar zelfs dan is het ons niet mogelijk uit te maken waar de zwakheid ophoudt en de boosheid begint, of waar de boosheid ophoudt en de waanzin aanvangt. Wie zou er zich ooit aan verwacht hebben, dat de beulen op Calvarie “niet wisten wat ze deden”? Maar Jezus heeft het verklaard… en Zijn eerste kruiswoord is het pleidooi geworden van een onschuldig slachtoffer voor Zijn eigen beulen!

Spreek vrij!

Aldus mocht Hij spreken, die aan Zijn moordenaars zou vergiffenis schenken, op het eigenste ogenblik waarop zij hun schelmstuk, het grootste uit de geschiedenis, bedreven.

Zo heeft Hij, in de machtigste aanschouwingsles die Hij geven kon, ons het vergeven geleerd. Maar niet alleen op die wijze, ook waar Hij ons leerde bidden : “Vergeef ons…, zoals ook wij aan onze schuldenaren vergiffenis schenken”. In haar bewoording, is die ‘vraag’ uit het Onzevader bevreemdend. Wij verstouten ons te zeggen tot Hem die de barmhartigheid zelf is : “Vergeef Gij, zoals wij… !” Alsof we onszelf wilden stellen tot €een voorbeeld voor Hem. Maar dat is bescheidenlijk niet de zin of de bedoeling. Wij smeken : “Vergeef ons, Vader, want ook wij vergeven aan hen, die iets tegen ons misdaan hebben !” Vergiffenis schenken is een grond om zelf vergiffenis te verwerven. Die lering van het Gebed des Heren is ook de klare taal van dit zondagsevangelie. In zijn negatieve vorm is het woord dat Jezus heden tot ons spreekt : “Wilt gij vergiffenis ontvangen, begint dan met zelf vergiffenis te schenken”.

In 1902 werd een twaalfjarig, Italiaans meisje door een jonge geilaard vermoord, omdat ze met hem niet wilde zondigen. “Vreest gij de zonde niet en de hel ?”, vroeg zij hem. Een paar dagen overleefde zij de aanslag, lang genoeg om met een heldere geest vergiffenis te kunnen schenken aan de onverlaat. Indien zij dat niet gedaan had, ware zij nooit de heilige martelares Maria Goretti geworden. Want dan had ze de dood om haar deugd niet getrotseerd, maar was ze neergestoken tegen wil en dank, en had ze ook de vergevende liefde van Jezus op Zijn kruis niet nagevolgd.

Nu ze vergiffenis geschonken heeft aan haar moordenaar, staat haar naam geschreven in de Hemel en heeft men haar de Agnes van onze tijd genoemd.

Wie onverzoenbaar is en wrokkig, velt zijn eigen vonnis.

“Vergeef en u zal vergeven worden…”, dat beduidt voor onze verscheurde christenheid een harde, maar heilzame les !

Geef !

Wie geeft, ontvangt. Bedoeld wordt hier, althans in eerste instantie, het geven van aalmoezen. Het is een daad van medelijden en liefde. Het is een gekristalliseerd gebed.

Zegt niet : “Er valt te veel te geven”. Maak van die leugen geen voorwendsel om nooit te geven en zodoende de aalmoes gewoon af te schaffen. “Geef en u zal gegeven worden ». Aldus Gods belofte. Leg even wat gij geeft, naast wat u door God moet gegeven worden. “Geef en u zal gegeven worden… » u wordt dan immers de invloed gegeven, die gij nodig hebt om aan apostolaat te doen. De lichamelijke barmhartigheid opent de harten voor de geestelijke.

Goedheid is een sleutel, die past op de deursloten van alle zielen!