Wie zijn we?

Het Instituut Mater Boni Consilii

De Kapel Moeder van Goede Raad is opgericht in 1999, en wordt bediend door leden van het Instituut Mater Boni Consilii. Het Instituut Mater Boni Consilii werd in december 1985 in Italië gesticht, en het moederhuis van het Instituut is momenteel gevestigd in Verrua Savoia.

Natuur van het Instituut

Het Instituut is geen religieuze orde, maar een vrome vereniging of “sodaliteit” van rooms-katholieke gelovigen. Ze werd opgericht overeenkomstig canon 707 van het kerkelijke wetboek van Benedictus de XV. Ze heeft tot doel door de Kerk goedgekeurde werken van eredienst, naastenliefde en godsvrucht te beoefenen. Mannen en vrouwen, zowel geestelijken als leken, kunnen lid worden van het instituut.

Doel van het Instituut

De priesters van het Instituut willen door het opdragen van het heilig Misoffer de aan God verschuldigde eer brengen. In deze tijd van geloofsverwarring beoogt het Instituut voor zijn leden een steun te zijn, opdat zij zouden volharden in hun onvoorwaardelijke trouw aan de geloofsschat die door God is geopenbaard en door het onfeilbaar leergezag van de Kerk werd voorgehouden.
Andere doelstellingen van het Instituut zijn: de verspreiding van de devotie tot Onze-Lieve-Vrouw, in het bijzonder onder de aanroeping “Moeder van Goede Raad”; de verkondiging van de rooms-katholieke leer met een bijzondere aandacht voor de hedendaagse theologische kwesties en de daaruit voortvloeiende bestrijding van de ketterijen; de intellectuele, geestelijke en disciplinaire vorming van de geestelijken; de beoefening van de lichamelijke en geestelijke werken van barmhartigheid.

De geest van het Instituut weerklinkt in de leuze: “Eer aan God, trouw aan de heilige Kerk, volmaaktheidstreven, naastenliefde”.

Het Instituut en de Kerk

Alle leden van het Instituut zijn trouwe en onderdanige kinderen van de heilige, katholieke, apostolische en roomse Kerk, gesticht door Jezus Christus met als zichtbare hoofd de Heilige Petrus en zijn wettige opvolgers, de roomse pausen. Tot heden werd het Instituut nog niet kerkrechtelijk erkend en opgericht door de kerkelijke autoriteit. Dit is het gevolg van de binnenkerkelijke gezagssituatie na het tweede Vaticaans concilie. Alle leden echter onderwerpen zich voorafgaandelijk aan elke beslissing van de wettige autoriteit van de Kerk over hen en hun “sodaliteit”.

Het Instituut en de crisis ontstaan uit het tweede Vaticaans concilie

Iedereen kan vaststellen dat de Kerk één van de stormen doormaakt die door de Heer voorspeld werden, wellicht de hevigste uit haar tweeduizendjarige geschiedenis. De oorzaak van deze crisis, meent het Instituut, ligt bij het tweede Vaticaans concilie. De leer van dit concilie over de bisschoppelijke collegialiteit, de godsdienstvrijheid, de oecumenische beweging en het lidmaatschap van het Mystieke Lichaam van Christus door niet-katholieken, de niet-christelijke religies en in het bijzonder het judaïsme en de verhouding van de Kerk tot de moderne wereld, is in tegenspraak met de geloofsleer van de Kerk, van vele Pausen en algemene concilies. De liturgische hervormingen, vooral van de Heilige Mis, en de vernieuwing van het kerkelijk recht zijn schadelijk voor de zielen, bevorderen de protestantse ketterijen en verklaren geoorloofd wat in strijd is met het goddelijk recht. (Bijvoorbeeld: de deelname van katholieken aan godsdienstige plechtigheden van niet-katholieken.) Die nieuwe leer en deze hervormingen kunnen daarom niet komen van de rooms-katholieke Kerk die geleid wordt door de H. Geest en door een wettige en onfeilbare opvolger van de heilige Petrus.
Het Instituut, tegenover een dergelijke ongekende crisis, waarbij noodzakelijkerwijs iedere gelovige betrokken wordt, die zich geconfronteerd ziet met een leer en praktijk die niet langer katholiek is, beseft enerzijds dat deze nieuwe leerstellingen die tegen het geloof en de zeden zijn, onaanvaardbaar zijn. Anderzijds mag het de gelovigen niet aansporen tot ongehoorzaamheid aan het kerkelijke gezag.
Daarom volgt het Instituut de zogenaamde thesis van Cassiciacum (naar de naam van het tijdschrift dat deze positie voor het eerst verspreidde). Deze thesis werd ontwikkeld door wijlen Mgr. M.L. Guérard des Lauriers. Hij was lid van de Pauselijke Academie van Sint Thomas en docent aan de Pauselijke Universiteit van Lateranen en aan de Saulchoir (Frankrijk). Volgens deze thesis hebben Paulus VI en zijn opvolgers, alhoewel zij wettelijk verkozen zijn tot het pausschap, de pauselijke autoriteit niet. In scholastieke terminologie zijn zij ‘paus’ materialiter (stoffelijkerwijs) maar niet formaliter (vormelijkerwijs). Dit onderscheid tussen de stof en de vorm van het pausschap vinden we al terug in de geschriften van de vermaarde commentatoren van Sint Thomas, kardinaal Cajetanus en Jan van Sint-Thomas en werd door de H. Robertus Bellarminus hernomen. Paulus VI en zijn opvolgers tot nog toe zijn “paus” materialiter en niet formaliter, omdat (en zolang) zij niet het algemeen welzijn van de Kerk bevorderen maar dwalingen en ketterijen onderwijzen. Om die reden kunnen zij op geen enkele wijze van Jezus Christus de autoriteit ontvangen om de Heilige Kerk te besturen, te onderwijzen en te heiligen, tenzij ze eerst hun eigen dwalingen herroepen, en terugkeren tot de katholieke leer.

Activiteiten van het Instituut

De leden van het Instituut doen wat rooms-katholieke priesters en gelovigen altijd gedaan hebben.
– De priesters dragen het heilige Misoffer op uitsluitend volgens het Missale Romanum dat door de heilige Paus Pius V uitgevaardigd en door de heilige Paus Pius X hervormd werd. In het canongebed, bij de woorden “una cum famulo tuo Papa nostro N.”, doen ze wat de algemene rubrieken van het missaal voorschrijven in geval van sedisvacatie. Priesters van het Instituut celebreren de Tridentijnse Mis in Argentinië, België, Duitsland, Frankrijk, Italië en Nederland.
– De geestelijke vorming van de leken gebeurt door middel van de geestelijke oefeningen van de heilige Ignatius en de organisatie van bedevaarten.
– In Italië (Verrua Savoia) bestaat het seminarie Sint-Petrus Martelaar dat instaat voor de vorming van geloofsgetrouwe priesters.
– Aan de Christelijke vorming van de jeugd wordt meegewerkt door weekends en vakantiekampen voor jongens en meisjes volgens de Eucharistische methode te organiseren.
– De intellectuele vorming van de gelovigen geschiedt door middel van het tijdschrift Sodalitium, door catechismus voor kinderen en volwassenen, en door publieke conferenties.