“Er was geen plaats voor Hem” (Lk. 2,7)

Over het Koningschap van Jezus bij de mensen.

 Venite adoremus!

 

Nog vóór de zondenval van de eerste mens, was er de val van de engelen: wanneer de Satan in zijn hoogmoed opstond tegen God en sprak: “Non serviam: ik zal U niet dienen”. Toen ontstond er een grote strijd: degenen die God trouw wilden blijven, en voor Zijn eer streden, aan de zijde van de Aartsengel Michael: “Wie is als God?” En aan de andere kant, degenen die de zijde kozen van Satan en weigerden Gods gezag te erkennen. Sindsdien is de hele wereldgeschiedenis getekend door deze dramatische tweedeling, en de strijd tussen het Rijk Gods en het Rijk van de Satan.

De heilige Augustinus beschrijft in zijn De civitate Dei deze twee rijken in de geschiedenis van de mensheid: het Rijk van de Satan, van een bedrieglijk aards geluk, waar de zonde heerst, een beeld van het helse Babylon. En het rijk Gods, van een waarlijk en eeuwig geluk, waarvan het beeld het hemelse Jerusalem is. Ook bijvoorbeeld een heilige Ignatius van Loyola beschrijft in zijn Geestelijke Oefeningen deze twee rijken of legers onder twee standaarden, de ene van Christus, onze Opperbevelhebber en Heer, die alle mensen onder Zijn standaard roept; de andere van Lucifer, de doodsvijand van de menselijke natuur. Daarbij wordt iedere mens voor de keuze gesteld: onder wiens standaard zal ik me willen scharen? Voor wiens rijk zal ik kiezen?

Het Rijk van de Satan: het rijk van de vader van alle leugen (Jo. 8,44), een rijk van leugen en bedrog, een rijk van verwarring en opstand, van haat en afgunst en slavernij. Een rijk met als leider een hoogmoedige revolutionair en kansloze opstandeling, die het in zijn verlies niet verdraagt dat anderen gelukkig en vrij zijn. Een aanvoerder die in zijn jaloersheid, en onder vals voorwendsel van tijdelijk werelds voordeel, alle anderen tracht te maken zoals hijzelf geworden is: gebonden, geketend, onderworpen, zonder hoop, gedoemd tot mislukking en de eeuwige dood.

Of het Rijk Gods, het Rijk van Jezus Christus, het Rijk van Hem die gezegd heeft: Ik ben de Waarheid (Jo. 14,6). Een Rijk van edelmoedigheid en zelfopoffering, met als Koning het toonbeeld zelf van nederigheid, die de dood en de zonde heeft overwonnen en iedereen deelgenoot wil maken van Zijn overwinning. Een Goddelijk almachtige Koning die met de zekere belofte van eeuwige goederen, allen tot Zich wil trekken en deelachtig maken aan Zijn eigen geluk: maken tot kinderen Gods, en hen schenken de vrijheid der kinderen Gods, volledig en écht vrij zonder beperking of grens. “Een Rijk van waarheid en leven, van gerechtigheid, liefde en vrede” (Prefatie van Christus Koning).

In de eerste strijd van Michael en zijn engelen tegen de Satan en zijn volgelingen, dolf de Satan het onderspit, en werd voor altijd uit de hemel geworpen. Reeds had hij onherroepelijk verloren, maar nu zou de jaloerse verliezer gaan proberen ook de mens mee te sleuren in zijn eigen verderf. We zien deze strijd terug bij de erfzonde, en we weten voor welk rijk onze eerste voorouders jammerlijk gekozen hebben. En hoe, nadat ze toegegeven hadden aan de verlokkelijke leugens van het serpent, de dood in de wereld kwam. Dodelijke vijandschap zou er nu zijn tussen de Satan en de kinderen van Eva, maar God gaf in zijn barmhartigheid de belofte: “Zij zal hem de kop verpletteren” (Gen. 3,15).

De strijd tussen het Rijk van de Satan en het Rijk Gods ging dan onverminderd verder, maar ook de trouweloze en massale keuze van de mensheid voor Satans rijk: we zien de afgunst en de dood bij de broedermoord van Kain op Abel. Opnieuw zien we de kenmerken van Satans rijk in de hoogmoed en daaropvolgende verwarring, het onbegrip en de mislukking bij de bouw van de Toren van Babel; in de haat tegen de waarheid bij de vervolging en het vermoorden van alle profeten die God zond tot Zijn volk.

Als dan Christus Koning in de wereld kwam, om Zijn Rijk van de waarheid opnieuw te vestigen, om het Licht in de duisternis te brengen en de hoop op het eeuwige Leven… dan “was er geen plaats voor Hem” (Lk. 2,7), en “de wereld wilde niet van Hem weten” (Jo. 1,10). Na Zijn getuigenis van de waarheid, bevestigd door vele wondertekenen, werd de Christus dan op Goede Vrijdag nog een laatste maal aan Zijn volk getoond: “Ziet uw Koning”. Het antwoord was: “Weg, weg met Hem!” (Jo. 19,15)

Kijken we dan naar onze tijd, om te zien welk van de twee rijken nu meer verbreid is, dan moeten we vaststellen hoe overal en meer dan ooit de leugen heerst, in een wereld vol hoogmoed, zonde, angst en onderdrukking. Een wereld die de waarheid niet verdraagt en het leven in de kiem smoort, waar de verheerlijking van de dood, van elk tegennatuurlijk kwaad en het tegengestelde van alles zoals het door de Heer van het leven en de waarheid gemaakt en gewild is hoogtij viert. En waarom? Omdat de wereld sinds lang God heeft verlaten en Christus Koning, de Weg, de Waarheid en het Leven niet wil kennen. Massaal zoals nooit eerder wilde de mens een wereld zonder God, en verkoos daarmee zelf de slavernij onder de andere leider. En zo zien we nu om ons heen hoe een wereld eruit ziet waarin voor God geen plaats is: het rijk van de Satan. Overal zijn boeken, films, internet, kranten, radio, televisie en alle media geworden tot poorten, die, zodra ze geopend worden, ons binnenleiden in het rijk van de Satan, het rijk van de leugen, de zonde en het bederf. Velen, ook onder ons, hebben deze poorten voortdurend wijd open staan, velen kunnen niet meer leven zonder voortdurend deze poorten bij zich te dragen om er regelmatig en langdurig te gaan kijken in het rijk van de Satan.

Ook ieder van ons is voor de keuze gesteld: onder wiens standaard wil ik me scharen? Voor wiens rijk zal ik kiezen? De Heilige Apostel Petrus gaf het antwoord: “Heer, naar wie zouden wij gaan? Gíj hebt woorden van eeuwig leven” (Joh. 6, 68-69).

Knielen we dan in nederige aanbidding voor de nieuwgeboren Koning in de Kribbe en vragen we Hem of Hij toch weer wil heersen, toch tenminste bij ons die voor Zijn Rijk kiezen. Smeken we Hem of Hij toch bij ons wil komen tronen. Verzekeren we Hem dat er bij ons wél plaats is voor Hem, dat wij wél Zijn Licht willen ontvangen: en Hij zal “aan allen die Hem ontvangen de macht geven om kinderen Gods te worden” (Jo. 1,12).
Kijken we vol hoop op naar het Kruis en vragen we Jezus om vanaf Zijn Kruis over ons te heersen. Want het Kruis is onze enige hoop, enkel door het Kruis kunnen we gered worden uit de slavernij van Satan en deel hebben aan Gods eeuwige glorie, vol van genade en van waarheid! (Jo. 1, 14)