Overweging voor het feest van Sacramentsdag
naar de H. Alfonsus
Overwegen wij de grote liefde welke Jezus Christus ons in dit geschenk heeft betoond: het Allerheiligste Sacrament is een geschenk dat enkel uit liefde is gegeven. Opdat wij zalig zouden worden, was het wel noodzakelijk volgens Gods raadsbesluit, dat onze Verlosser stierf en door het offer van zijn leven de Goddelijke rechtvaardigheid voldeed voor onze zonden, maar welke noodzaak bestond er dat Jezus Christus, nadat hij gestorven was, zich aan ons achterliet tot spijs? Zo wilde het echter de liefde. Om geen andere reden, zegt de H. Laurentius Justinianus, heeft hij het Heilig Sacrament des Altaars ingesteld, dan als een bewijs van zijne overtreffende liefde, dan om ons de onmetelijke liefde te kennen te geven, welke hij ons toedraagt. Zo ook spreekt de H. Joannes: Daar Jezus wist dat zijn uur gekomen was om uit deze wereld over te gaan naar de Vader, heeft Hij, die de zijnen in de wereld had liefgehad, hen tot het einde toe liefgehad (Jo. 13,1). Jezus, wetende dat de tijd gekomen was om deze wereld te verlaten, wilde ons het allergrootste bewijs van zijn liefde achterlaten, en dit was het geschenk van het Allerheiligste Sacrament; dit betekenen juist die woorden: Hij heeft hen bemind tot het einde toe, dat is, met een overtreffende liefde, in de hoogste mate heeft hij hen bemind, gelijk Theophilactus en de H. Chrysostomus het verklaren.
Letten we hier wel op hetgeen de Apostel aanmerkt, nl. dat het tijdstip waarop Jezus ons dat geschenk wilde nalaten, de tijd was van zijn dood: Dat de Heer Jezus in de nacht waarin hij werd overgeleverd, brood nam, en na gedankt te hebben, het brak en zei: neemt en eet, dit is mijn lichaam (1Cor. 11,23). Op dat moment, toen de mensen hem gesels, doornen en kruis bereidden om hem te doen sterven, toen wilde hij, die liefdevolle Zaligmaker, ons dat laatste bewijs van zijn liefde nalaten.
En waarom stelde hij dit Sacrament in bij zijn dood en niet vroeger? De H. Bernardinus zegt dat hij dit deed, omdat de bewijzen van liefde, welke in het uur van de dood door vrienden gegeven worden, beter in het geheugen blijven en zorgvuldiger bewaard worden. Jezus Christus, zegt de heilige, had zich reeds vroeger op verschillende wijzen aan ons gegeven; hij had zich gegeven als medegezel, als onderwijzer, als vader, als licht, als voorbeeld, en als offer; nu bleef nog de hoogste graad van liefde over, welke bestond in zich aan ons tot spijs te geven, ten einde zich geheel met ons te verenigen, gelijk het voedsel zich verenigt met degene die het gebruikt. En dit deed hij met zich aan ons te geven in het Allerheiligste Sacrament. De hoogste graad van liefde is geweest, toen hij zich aan ons tot voedsel gaf, aangezien hij zich aan ons gaf tot de hoogst mogelijke vereniging, gelijk de spijs en de gebruiker tezamen verenigd worden. Alzo is onze Verlosser niet tevreden geweest zich alleen met onze menselijke natuur te verenigen, maar hij wilde door dit Sacrament het middel vinden om zich ook met ieder van ons in het bijzonder te verenigen.
De H. Franciscus van Sales zei: er is geen daad waarin de Zaligmaker tederder of liefderijker kan beschouwd worden dan in deze, waarin hij zich om zo te zeggen vernietigt en voedsel wordt om onze zielen te doordringen en zich te verenigen met het hart zijner gelovigen. Dus, zegt de H. Joannes Chrysostomus, met die Heer, op wie de engelen de ogen niet durven vestigen, worden wij verenigd en zijn wij één lichaam en één vlees geworden. Welke herder, voegt de heilige erbij, voedde ooit zijn schapen met zijn eigen bloed? Zelfs moeders geven hun kinderen aan voedsters om ze te zogen. Maar Jezus in zijn Sacrament voedt ons met zijn eigen bloed, en verenigt zich met ons.
En waarom maakte hij zich ons tot voedsel? Omdat, zegt de heilige, hij ons zó vurig beminde, dat hij zich geheel met ons wilde verenigen en één met ons worden wilde. Zo heeft Jezus dus het grootste van alle mirakelen willen doen: Hij heeft zijn wonderen tot gedachtenis gemaakt, en spijs gegeven aan die hem vrezen (Ps. 110), teneinde zijn begeerte te bevredigen om met ons te zijn, en ons hart met zijn allerheiligste Hart in één en hetzelfde te verenigen. O hoe bewonderenswaardig is uwe liefde, roept de H. Laurentius Justinianus uit; o Heer Jezus, die ons zodanig hebt willen inlijven in uw lichaam, dat wij met u één hart en één ziel onafscheidelijk verbonden hebben zouden!
De grote dienaar Gods, pater de la Colombière, zei: Indien ooit iets mijn geloof aangaande het Geheim des Altaars aan het wankelen kon brengen, dan zou ik niet twijfelen aan de macht, maar veeleer aan de liefde, welke God ons in dat Sacrament betoont. Hoe het brood het lichaam van Jezus wordt, en hoe Jezus zich op meerdere plaatsen tegelijk bevindt, daarop zeg ik dat God alles kan. Maar indien gij mij vraagt hoe God de mens in zulke mate beminde dat hij zich tot voedsel maakte, dan weet ik niet anders te antwoorden dan: ik begrijp het niet, want de liefde van Jezus is onbegrijpelijk.
Maar Heer, het is alsof zulk een overvloed van liefde om uzelf tot spijs te maken, niet betamelijk is voor uwe Majesteit. Doch de H. Bernardus antwoordt dat de liefde de minnaar zijn eigen waardigheid uit het oog doet verliezen: de liefde vergeet de waardigheid. De H. Chrysostomus antwoordt insgelijks dat de liefde niet vraagt naar reden van betamelijkheid, wanneer zij zich aan de beminde bekend moet maken; zij gaat niet waar het betamelijk is, maar waar zij door haar verlangen wordt heengevoerd, liefde verstaat geen rede, en gaat daarheen waar zij geleid wordt, niet waarheen zij gaan moet. De H. Thomas, de Engelachtige Leraar, had dus gelijk met dat Sacrament een Sacrament van liefde en een onderpand van liefde te noemen. De H. Bernardus noemt haar: liefde der liefde. En de H. Maria Magdalena de Pazzi noemde de dag van Witte Donderdag, waarop dit Sacrament werd ingesteld, de dag der liefde.
Tweet