500 jaar: Paus Adrianus VI

Adrianus VI: Eeuwfeest 1522 – 2022

Op 31 augustus 2022 vieren we het 5e eeuwfeest van de kroning van Paus Adrianus VI, de enigste Nederlandse en laatste niet-Italiaanse Paus in de geschiedenis. Op 31 augustus 1522 werd hij in Rome tot Paus gekroond.

Adriaan Floriszoon Boeyens werd op 2 maart 1459 geboren in de Brandstraat in Utrecht. Hij was de zoon van de scheepstimmerman Floris (op zijn beurt zoon van Boudewijn of Boeyen Dedel) en Geertruid. Adriaan had nog twee oudere broers Klaas en Jan. Zijn vader overleed toen hij tien was. Adriaan kon goed studeren en ging in Zwolle naar de Latijnse school, waar hij les kreeg van de Broeders van het Gemene Leven. Zo leerde hij ook de Moderne Devotie kennen. Vanaf 1476 studeerde Adriaan aan de Universiteit van Leuven, waar hij ook zijn doctoraat in de theologie behaalde. Op 30 juni 1490 werd hij Priester gewijd. Hij was meermaals rector van deze Universiteit, kanunnik van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Antwerpen, in Anderlecht en in Utrecht, en in 1497 deken van de Leuvense Sint-Pieterskerk.

Keizer Maximiliaan I benoemde hem in 1507 tot opvoeder en leermeester van zijn toen 7-jarige kleinzoon prins Karel, geboren in Gent, de latere keizer Karel V. Adrianus onderrichtte Karel op het hertogelijk kasteel van de Keizersberg in Leuven en bij diens tante Margaretha van Oostenrijk in haar residentie in Mechelen. In 1515 vertrok Adrianus in het belang van zijn leerling naar Spanje voor een diplomatieke missie bij koning Ferdinand II van Aragon. Daardoor, en door de dood van zijn grootmoeder Isabella de Katholieke van Castilië, werd Karel V, reeds Heer der Nederlanden, ook erfgenaam van de Spaanse landen, Sicilië en Amerika.

In 1516 werd hij bisschop van Tortosa, en op 1 juli 1517 creëerde paus Leo X hem tot kardinaal. Nadat Karel V in 1519 Keizer werd van het Heilige Roomse Rijk, zijn Rijk waar de zon nooit onderging, regeerde Adrianus de Spaanse landen, een ambt dat hij enkel als grote last accepteerde omwille van de Keizer.

Na de plotselinge dood van de Medici-paus Leo X eind 1521, kon tijdens het conclaaf na vele stemronden geen overeenstemming worden bereikt over de verschillende pauskandidaten: de keizersgezinde Gulio de’ Medici, een meer Fransgezinde kardinaal, of de Engelse kandidaat. Toen werd eindelijk Adrianus, de Nederlandse kardinaal die niet eens aanwezig was bij het conclaaf, voorgesteld als een zeer verdienstelijk en heilig man. Een voorstel dat werd gesteund door Kardinaal Thomas Cajetanus, en door velen werd aangenomen. Zo werd Adrianus in zijn afwezigheid gekozen tot de nieuwe opvolger van Sint Petrus. Een keuze die het Romeinse volk, maar ook al snel vele van de luxueus levende kardinalen verontrustte, in hun angst voor strenge hervormingen door de vrome en heiliglevende Nederlander.

Adrianus reageerde bedroefd op het bericht van zijn verkiezing tot Paus: zo graag had hij zich teruggetrokken om in gebed en studie zich voor te bereiden op de eeuwigheid, in plaats van de allerhoogste verantwoordelijkheid op aarde op zich te nemen. Hij aanvaardde enkel om zich te schikken naar Gods Heilige Wil, en was vast besloten om die verantwoordelijkheid naar best vermogen te dragen voor het welzijn van de Kerk van God.

Terwijl in Rome wanorde heerste, en er bovendien een pestepidemie uitbrak, waardoor daar, ook onder de wereldse kardinalen de hoop groeide, dat de nieuwe Paus uiteindelijk niet zou komen, had  Adrianus VI te kampen met de grootste moeilijkheden om zijn reis naar Rome over de Middellandse Zee vol met Turkse piraten, voor te bereiden. Ten slotte scheepte Adrianus zich in op de avond van 5 augustus 1522; gedurende de drie weken durende zeereis, las hij dagelijks de H. Mis. Op 28 augustus ging paus Adrianus VI aan wal te Ostia. Hij had de vloot van vijftig schepen achter zich gelaten en kwam met een roeibootje met maar zes begeleiders aan varen. Als eerste klom de Paus uit het bootje en begaf zich, zoals hij altijd deed, snel naar de kerk om te bidden. Hij weigerde het te weelderige feestmaal dat voor hem was aangericht, en wilde direct vertrekken naar Rome. Temidden  van het ongeloof van de kardinalen, die niet konden geloven dat de Paus midden in een pestepidemie in Rome zou aankomen en daarom geen voorbereidingen getroffen hadden, vertrok Adrianus tegen alle raadgevingen in op een ezel, en trok zo Rome binnen. Op zondag 31 augustus vond daar uiteindelijk zijn kroning plaats.

Als Paus zag Adrianus VI als zijn voornaamste taken de hervorming van de kerk, de strijd tegen het protestantisme (Luther was enkele jaren tevoren in opstand gekomen), en de vereniging van de christelijke machten tegen de aanvallen van de Turken.

De katholieke hervorming in de kerk voerde Adrianus ten eerste door in Rome en de Curie, door het bannen van vele wereldse, losbandige of verkwistende gewoonten. Hij tolereerde dergelijke gewoonten niet bij de kardinalen, maar ook in zijn eigen persoonlijke levenswijze was Adrianus totaal verschillend met zijn voorganger Leo X. Hij was zeer zwijgzaam, gewetensvol en voorzichtig (hij kreeg de bijnaam videbimus, wat zoveel betekent als ‘we zullen wel zien…’ ) en zocht vaak de eenzaamheid op. Hij ontsloeg vrijwel zijn hele hofhouding, gaf zo goed als niets uit voor zijn persoonlijke behoeften, en had slechts één Nederlandse vrouw die voor hem kookte. Dit alles tot grote ergernis van het uitbundige Romeinse volk belust op feest en gewend aan verkwisting. Waar Leo X zich volgens zijn tijdgeest gedragen had als een Mecenas, ook zonder de middelen daartoe te hebben, deed Adrianus niet mee met de overdreven fanatieke bewondering van de humanisten uit de Renaissance voor de heidense Oudheid. Door dit alles haalde hij zich steeds meer de haat op de hals van vele wereldse leeglopers in Rome.

Door zijn inspanningen een einde te maken aan de vele misstanden, is het Adrianus VI, ondanks de vele tegenwerking van wereldse geestelijken en de zeer korte duur van zijn Pontificaat, toch gelukt om zijn stempel te drukken op de Katholieke hervorming. Dat hij aan de wortel hiervan staat, blijkt ook uit het feit dat hij Gian Pietro Caraffa, de latere grote Reformatiepaus Paulus IV naar Rome heeft geroepen, die op zijn beurt weer Michele Ghislieri tot kardinaal verhief, de latere H. Pius V, beide grote Pausen van het Concilie van Trente.

De pogingen van Adrianus VI om de Duitse landen te redden van het protestantisme, strandden vooral ook door de hoogmoedige, zelfzuchtige en trouweloze houding van vele Duitse keurvorsten.

Helemaal volgens zijn gebruikelijke vulgaire en grove stijl, schreef Luther in een van zijn pamfletten ook over Adrianus VI: “De paus is een magister noster uit Leuven, een school waar zulke ezels kunnen promoveren; uit zijn mond spreekt de Satan.” Ook noemde hij de deugdzame Paus uit de Nederlanden een Antichrist, een huichelaar, een blinde tiran en een dienaar van de Satan.

Ook met Erasmus moest Adrianus een zware ontgoocheling beleven: op het herhaaldelijk aandringen van de Paus om zijn literaire gaven te gebruiken voor de zaak van het ware Geloof, voor de Kerk van Christus en tegen de protestantse dwalingen, werd door Erasmus eerst ontwijkend geantwoord en uiteindelijk koel geweigerd.

Eveneens in Frankrijk kreeg de Paus zware tegenslagen te verwerken door de brutale en verraderlijke houding van de koning. Frans I, voor een groot deel verantwoordelijk voor het mislukken van de kruistocht tegen de Turken, zwoor zelfs met kardinaal Soderini samen om in Italië binnen te vallen en een staatsgreep te plegen tegen Adrianus. De plannen werden tijdig ontdekt en Soderini werd gearresteerd, maar de door Adrianus zo gewenste vrede tussen Frankrijk en het Keizerrijk werd volkomen onmogelijk.

Vermeld moet nog worden de moed en het grote plichtsbesef van de Paus tijdens de zware pestepidemieën. Gedurende het slechts iets langer dan een jaar durende pontificaat van Adrianus VI, woedde tot tweemaal toe de pest in Rome, en veroorzaakte vele duizenden doden.  Ondanks het herhaaldelijk aandringen van bange kardinalen en curieleden, die bijna allemaal wegvluchtten, bleef Adrianus in de uitgestorven stad waar de dood heerste, ook toen hijzelf ziek werd, en zodra hij weer kon, hervatte hij plichtsgetrouw zijn dagelijks zwoegen voor het welzijn van de hem toevertrouwde Kerk.

Augustus 1523 was een uitzonderlijk hete zomer in Rome, en Adrianus die al verzwakt was, moest meermaals het ziekbed houden, maar telkens knapte hij weer op. Op 8 september verslechterde hij plotseling zeer: hij ontving het Laatste Oliesel en op 14 september 1523 stierf hij godsvruchtig en in de grootste vrede, zo zoals hij ook geleefd had.

 

Al direct na de dood van Adrianus gingen er geruchten over vergiftiging als doodsoorzaak; hoewel de  geschiedschrijvers het hierover niet eens zijn, is het een feit dat de lijfarts van de paus bij diens overlijden door het Romeinse volk gehuldigd werd als “de bevrijder van het vaderland, van de senaat en van het dankbare Romeinse volk”. Adrianus werd voorlopig begraven in de oude Sint-Pieter tussen Pius II en Pius III. Het grafschrift was van eigen hand: “Hier rust degene aan wie het ergste van alle ongelukken te beurt viel: die om te regeren”. Maar ook na zijn dood bleven de uitingen van haat voortduren, en op zijn graf werd het opschrift aangebracht: “hic iacet impius inter Pios”.

Kardinaal Willem van Enckevoirt, die de grote vriend en raadgever van Adrianus VI was geweest, liet  in de Santa Maria dell’Anima een grafmonument oprichten, waarnaar het stoffelijk overschot van Adrianus is overgebracht, en waar hij nu rust. Op de graftombe lezen we de woorden: “Proh dolor, quantum refert in quae tempora vel optimi cuiusque virtus incidat: Ach, hoeveel komt het erop aan in welke tijden het werken van zelfs de meest volmaakte man valt”.

 

Graftombe van Paus Adrianus VI in de Santa Maria dell’Anima