De Vasten- en onthoudingswet

De vasten- en onthoudingswet

In juni 1937 waren de Belgische bisschoppen verenigd in het vijfde provinciaal concilie van Mechelen. In verband met de vasten- en onthoudingswet drukten ze hun hoop uit “dat de gelovigen tot de geest van versterving en boetedoening zouden terugkeren.” Ze vreesden dat de zo heilzame vasten- en onthoudingswet zou verdwijnen door ontwenning. Ze wilden de grote meerderheid van de gelovigen naar de vastenpraktijk terugbrengen door een mildere wijze van vasten aan te bevelen.

Waarom schrijft de Kerk het vasten en de onthouding voor?

Deze uitwendige boetewerken worden voornamelijk tot drie doeleinden verricht. Ten eerste, tot uitboeting van de vroegere zonden. Ten tweede, om zichzelf te overwinnen, nl. om de zinnelijkheid te doen gehoorzamen aan de rede en alle lagere krachten meer te onderwerpen aan de hogere. Ten derde, om een of andere genade of gave, welke men wenst en verlangt te zoeken en te verkrijgen. (Geestelijke oefeningen van Sint Ignatius, § 87)

Wat verbiedt de onthoudingswet?

Deze verbiedt het gebruik van vlees en jus uit vlees, maar niet het gebruik van eieren, melkspijzen en specerijen zelfs uit dierenvet.

Onder melkspijzen verstaat men melk en alles wat uit melk bereid wordt zoals boter en kaas. Als specerij kan men spekvet niet enkel gebruiken om spijzen te bereiden, maar ook om het op het brood te smeren. Daarom is ook kunstboter die uit dierenvet bereid is, geoorloofd. Kunstproducten die hoofdzakelijk vleesextract bevatten, zijn verboden.

Op onthoudingsdagen fijne visschotels en rijke nagerechten opdienen, is wel de letter van de wet naleven, maar niet de geest ervan.

Wie is tot onthouding van vlees en jus uit vlees verplicht?

De gelovigen die hun zevende levensjaar voleind hebben, zijn verplicht zicht te onthouden van vlees en vleesnat op de vastgestelde dagen, tenzij ze door dispensatie of om een wettige reden vrijgesteld zijn.

Wat is vasten?

Vasten is dagelijks slechts één volle maaltijd gebruiken. Het is geoorloofd ’s morgens (frustulum) en ’s avonds (collatie) spijzen te nuttigen. Wat de hoeveelheid en de hoedanigheid van de spijzen betreft, moeten de gelovigen zich houden aan de goedgekeurde gewoonten in onze streken.

Op de vastendagen die geen onthoudingsdagen zijn, mag men maar éénmaal per dag vlees gebruiken. (Codex-commissie 29/10/1919) . Dranken zoals thee, koffie, bier, wijn enz. die hoofdzakelijk dienen om de dorst te lessen en om de spijsvertering te bevorderen, zijn toegestaan.

Het is toegestaan het middagmaal met de avondcollatie te verwisselen. Buiten de drie maaltijden mag men geen spijzen gebruiken. Een tweede frustulum in de voormiddag en een vieruurtje in de namiddag zijn dus niet toegestaan.

Wie is verplicht te vasten?

De gelovigen die hun 21ste levensjaar voleind hebben en hun 60ste levensjaar nog niet zijn ingetreden, zijn verplicht te vasten, tenzij ze door dispensatie of  om een wettige reden vrijgesteld zijn.

Welke spijzen mag men gebruiken bij het frustulum en de collatie?

Het decreet van de H. Congregatie van het Concilie van 28 januari 1949 staat toe dat de gelovigen bij het frustulum en de collatie ook eieren en melkspijzen gebruiken. Verder mag men alle spijzen nuttigen die toegestaan zijn op de onthoudingsdagen.

Welke hoeveelheid spijzen mag men gebruiken bij het frustulum en de collatie? 

Nooit heeft de H. Kerk bepaald welke hoeveelheid spijzen men mag gebruiken en dat voor alle gelovigen dezelfde hoeveelheid geldt.

De meeste handboeken van moraaltheologie bepalen dat bij het frustulum 60 gram en bij de collatie 240 gram gebruikt mag worden. Deze maatstaf heeft het voordeel van de eenvoud.

Naast deze absolute maatstaf, bestaat er ook een relatieve maatstaf die rekening houdt met de lichamelijke constitutie, de leeftijd en het beroep, de klimatologische omstandigheden en zelfs met de duur van de vasten.

Het Belgische episcopaat heeft deze relatieve maatstaf opgenomen in de decreten van het vijfde provinciaal concilie van Mechelen (1937). Deze decreten werden goedgekeurd door de H. Congregatie van het Concilie op 7 april 1938. Het Belgische episcopaat gaf volgende regel:  “In het algemeen is het, met behoud van de verplichting om slechts eens per dag een volle maaltijd te gebruiken, aan iedereen geoorloofd zoveel te eten als hij nodig heeft om een ongesteldheid te voorkomen, die hem beletten zou de plichten van zijn staat naar behoren te vervullen. En omdat de veertigdaagse vasten wegens lengte en continuïteit moeilijker vol te houden is dan vasten op vigilie- en quatertemperdagen, mag men in de veertigdaagse vasten een overvloediger frustulum en avondcollatie toestaan.” De vastenbrief voor het jaar 1950 van het Nederlandse episcopaat sprak in dezelfde zin.

Hoe kan de relatieve maatstaf praktisch doorgevoerd worden?

Vasten bestaat in het gebruik van één volle maaltijd per dag. Dit blijft gehandhaafd als men de hoeveelheid spijzen die men ’s morgens en ’s avonds neemt, zodanig vermindert dat het geen ontbijt  en avondmaal wordt. Met welke hoeveelheid moet iemand zijn ontbijt of avondmaal dat hij gewoonlijk nuttigt, verminderen?  De theologen uit de tijd van de H. Alfons (18 eeuw), meenden dat men de gewone maaltijd met ¾ moest verminderen. Theologen uit recentere tijden dachten dat een vermindering met de helft toegestaan is. De Nederlandse bisschoppen zeiden in 1950 met 1/3.

Elke gelovige zou in eer en geweten moeten uitzoeken met welke hoeveelheid hij zijn ontbijt en avondmaal kan verminderen. Een vermindering met ¾, met 2/3,  de helft of 1/3 ? Sint Ignatius schreef in verband met het vasten: “Hoe meer wij ons ontzeggen, des te beter en groter is de boetvaardigheid, mits men nochtans zijn gestel niet ondermijnt en zijn gezondheid niet merkelijk schaadt”. Of zoals het provinciaal concilie van Mechelen het  formuleerde: “zoveel nemen als men nodig acht om ongesteldheid te voorkomen, die het onmogelijk zou maken zijn plichten van staat behoorlijk te vervullen.”

Welke dagen zijn vasten- en/of onthoudingsdagen volgens het kerkelijke wetboek van 1917?

1e : enkel onthoudingsdagen zijn : alle vrijdagen van het jaar.

2e : Vasten- en onthoudingsdagen tegelijk zijn: Aswoensdag, de vrijdagen en zaterdagen (1) van de veertigdaagse vasten, de quatertemperdagen, de vigiliedagen van Pinksteren, Allerheiligen,  Maria-Tenhemelopneming (2) en Kerstmis (5).

3e : Enkel vastendagen zijn alle overige dagen van de veertigdaagse vasten.

Op Paaszaterdag eindigt de veertigdaagse vasten om 12 uur ’s middags. (3)

Op de zondagen bestaat er geen verplichting om te vasten of zich te onthouden van vlees. Hetzelfde geldt voor de geboden feestdagen (4), behalve wanneer ze in de veertigdaagse vasten vallen. Als de vigiliedag op een zondag valt, hoeft hij niet geanticipeerd te worden.

(1) Krachtens een Apostolisch Indult zijn in België niet de zaterdagen maar de woensdagen van de vasten onthoudingsdagen.

(2) De heilige Congregatie van het Concilie heeft op 25 juli 1957 het vasten en vleesderven van  de vigiliedag van Onze-Lieve-Vrouw -Tenhemelopneming verplaatst naar de vigiliedag van de Onbevlekte Ontvangenis.

(3) Een decreet van de Congregatie van de Riten (16/11/1955)  heeft de vasten verlengd tot middernacht van Paaszaterdag.

(4) In België zijn er nog vier geboden feestdagen: Kerstmis (25/12), Onze-Lieve-Heer-Hemelvaart, Maria-Tenhemelopneming(15/08) en Allerheiligen (1/11).

(5) Het was Johannes XXIII -horresco referens- die de toestemming gaf om deze dag van vasten en vleesderven te verplaatsen naar 23 december. Dit werd door de Heilige Congregatie van het Concilie bekend gemaakt op 3 december 1959.

Vasten én onthoudingsdagen zijn dus:
–        Aswoensdag, de vrijdagen en zaterdagen (in België vrijdagen en woensdagen) in de vastentijd,
–        De quatertemperdagen,
–        De vigiliedagen van Kerstmis, Pinksteren, Allerheiligen  en de Onbevlekte Ontvangenis.

Doe boete, want het Godsrijk is nabij!

Onze intentie is de gelovigen aan te sporen alle vasten- en onthoudingsdagen te onderhouden. Terecht belijden we in het Weesgegroet dat we arme zondaars zijn. Hoe dikwijls hebben we het schepsel boven onze Schepper bemind en Hem daardoor beledigd en in Zijn goddelijke eer aangetast? Bekering, boete en eerherstel zijn dan ook noodzakelijk.  Een louter innerlijke ommekeer is niet voldoende. Deze moet zich uiten in uiterlijke boetewerken. Wie kan vasten volgens de absolute maatstaf (60 gram als frustulum en 240 gram als avondcollatie), doe het! Wie het niet kan, probeer dan te vasten volgens de mildere relatieve regel voorgesteld door de Belgische bisschoppen in 1937. Deze norm is een zekere gedragslijn en een authentieke wijze van vasten. Een kleine vermindering in een geest van uitboeting en eerherstel is altijd beter dan geheel niet te vasten. Het komt er vooral op aan dat wij de geest en de praktijk van boete en eerherstel zouden herwinnen. Gezegende ouders die ook hierin het voorbeeld geven en hun kinderen aansporen in de vasten en op ander boetedagen niet te snoepen.


Aanvulling

Heeft Paus Pius XII de vasten- en onthoudingswet veranderd of beperkt ?

Paus Pius XII heeft de vasten- en onthoudingswet veranderd noch beperkt. Schrijven dat Paus Pius XII de vastenwet heeft beperkt tot vier dagen is onjuist. [1]  Als hoogste kerkelijke autoriteit heeft hij aan de plaatselijke bisschoppen de macht gegeven algemene dispensaties te verlenen.

Op 19 december 1941 heeft hij aan alle diocesane bisschoppen de macht gegeven aan alle gelovigen van hun bisdom een algemene dispensatie van de vasten- en onthoudingswet te verlenen. Voor de gelovigen van de Latijnse ritus bleef het vasten en vleesderven verplicht op Aswoensdag en Goede Vrijdag. (AAS-33-1941-ocr.pdf (vatican.va))

Met het decreet van de Heilige Congregatie van het Concilie van 22 januari 1946 werd de schikking van 1941 verlengd ‘tot nader order’. (AAS-38-1946-ocr.pdf (vatican.va))

De Heilige Stoel heeft met het decreet van 28 januari 1949  de aan de plaatselijke bisschoppen verleende macht om te dispenseren verder beperkt. De bisschoppen mogen voor hun bisdom algemene dispensatie verlenen van de vasten- en onthoudingswet, zodanig echter dat hij onderhouden wordt op de volgende dagen, namelijk : vleesderven op alle vrijdagen van het jaar; en vasten en vleesderven op de vigiliedag van Maria-Tenhemelopneming  en van Kerstmis, op Aswoensdag en Goede Vrijdag. (AAS-41-1949-ocr.pdf (vatican.va))

Gelden de vroeger verleende algemene dispensaties nu nog altijd?

De Belgische bisschoppen hebben, gezien de oorlogsomstandigheden en zijn nasleep, van deze dispensatiemacht gebruik gemaakt. In de Schikkingen voor de Vasten  van 1950 van de Gentse bisschop Mgr. Calewaert staat in verband met het vasten: “Wij ontslaan van de wet op het vasten, op alle vastendagen van het jaar, met uitzondering van Aswoensdag, Goeden Vrijdag en de vigiliedagen van Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart en van Kerstmis.”

De vraag is : zijn de algemene en bijzondere dispensaties verleend door de bisschoppen in de jaren vijftig van de vorige eeuw nu nog van kracht?  We denken dat deze nu niet meer gelden.  Uit de Schikkingen voor de Vasten, uitgevaardigd door de Belgische bisschoppen na het decreet van 1949, en uit een Verklaring van de Catechismus ten gebruike van al de bisdommen van België blijkt dat de dispensaties slechts voor één jaar verleend werden.  Ter illustratie geef ik hier de Schikkingen voor de Vasten van 1959.

“Schikkingen voor de Vasten van 1959:
1.In ons land zijn de gelovigen verplicht te vasten op de vier volgende dagen: op Aswoensdag (11 februari), op Goede Vrijdag (27 maart), op de vigiliedag van Onze Lieve Vrouw Onbevlekt Ontvangen (7 december) en de Quatertemperzaterdag van de Advent (19 december).
Zij zijn verplicht vlees te derven op de vier vermelde vastendagen alsook op iedere vrijdag gedurende gans het jaar en op iedere woensdag gedurende de vastentijd.”

Dus, in 1959 waren de gelovigen in België verplicht alleen op bovenvermelde dagen te vasten en zich te onthouden van vlees en vleesnat, omdat de Belgische bisschoppen voor alle andere vastendagen van de kerkelijke vastenwet een algemene dispensatie verleend hadden.

P.C. Borromaeus Vandewalle, O.F.M. schrijft in zijn Verklarende Catechismus ten gebruike van de bisdommen van België bij vraag 311 : “Men ziet ieder jaar de Vastenbrief van de plaatselijke bisschop.”

Onze mening is dus dat alle dagen van de vasten- en onthoudingswet moeten onderhouden worden, omdat de vroeger verleende algemene dispensaties slechts golden voor één jaar. Uiteraard zijn we bereid onze mening te herzien. Er zou dan moeten aangetoond worden dat de plaatselijke bisschoppen van voor de revolutie van Vaticaan II een algemene dispensatie verleend hebben, die nu nog geldingskracht heeft.

Men kan opwerpen dat blijkt uit de Schikkingen voor de Vasten en uit de antwoorden van de Catechismus ten gebruike van de bisdommen van België de bisschoppen de intentie hadden alleen deze vier dagen verplichtend te stellen. Het is ook juist dat zelfs zeer bejaarde gelovigen de tijd dat de volledige vastenwet moest onderhouden worden, niet meer gekend hebben. In de pastorale praktijk houden we daar ook rekening mee.

 

[1] Kan. Aug. Croegaert, Liturgisch commentaar, Deel II, pagina 916 schreef: “In België wordt het jongste decreet van de H. Congregatie van het Concilie (28 januari 1949) toegepast, dat tot nader order de dagen waarop vasten en vleesderven zijn voorgeschreven, tot de volgende beperkt: …” Het is niet correct te stellen dat het decreet van 1949 het aantal vastendagen beperkt.  Het decreet beperkte de dispensatievolmacht aan de plaatselijke bisschoppen gegeven. Op dezelfde bladzijde gaf Kan. Croegaert de dagen weer die de Nederlandse bisschoppen in 1950 voorgeschreven hadden. Hoe kan het dat zij alle vastendagen van de wet van 1917 voorschreven, als Paus Pius XII ze tot nader order beperkt had tot vier dagen?

_______