Oorlog tegen het huwelijk 1

Het kuise huwelijk

Een goddelijke of een menselijke instelling ?

Uit de encycliek Casti connubii van Paus Pius XI

large-pope-pius-xi-photo-signed-1925_1_a90387b8a1eca3651f343e47b1e895d9 (1)

 

Door God ingesteld en door Christus hersteld en tot sacrament verheven

“(…) vóór alles moet déze waarheid de onwankelbare en onschendbare grondslag blijven: het huwelijk is niet door mensen ingesteld of hersteld, maar door God. Niet van mensen, maar van de Oorsprong van onze natuur, van God, en van de Hersteller van die natuur, Christus de Heer, zijn de wetten afkomstig, die het huwelijk beveiligen, versterken en verheffen. Daarom kunnen die wetten noch aan menselijke willekeur, noch aan enige ermee strijdige overeenkomst, ook niet van de gehuwden zelf, onderworpen zijn.”

[God heeft de instelling van het huwelijk bij monde van de eerste vader van het menselijke geslacht afgekondigd. Het Boek der Schepping verhaalt dat God de eerste vrouw als gezellin aan Adam gaf. Adam riep onder goddelijke ingeving uit: « Dit is nu been van mijn gebeente, en vlees van mijn vlees: daarom zal de mens vader en moeder verlaten om zijn vrouw aan te hangen, en zij zullen twee zijn in één vlees». God zegende beiden en zei: « Groei aan en vermenigvuldig U. » (Catechismus)]

 

Wezenseigenschappen: eenheid en onverbreekbaarheid

“Dat is de leer van de heilige Schrift, dat is de voortdurende, algemene overlevering van de Kerk, dat is de plechtige beslissing van de heilige kerkvergadering van Trente, die met de eigen woorden van de heilige Schrift leert en bevestigt, dat de eeuwige en onverbreekbare band van het huwelijk, zijn eenheid en zijn hechtheid, van goddelijke oorsprong zijn.”

[De wezenseigenschappen van het huwelijk zijn de eenheid en de onverbreekbaarheid. Het huwelijk kan slechts bestaan tussen één man en één vrouw. En een geslachtelijk voltooid huwelijk van gedoopten kan alleen door de dood van één van beiden ontbonden worden. (Catechismus)]

Sacrament-of-Matrimony-2

 

De rol van de mens: wederzijdse toestemming

“Maar al is nu het huwelijk krachtens zijn natuur zelf een goddelijke instelling, toch speelt ook de menselijke wil daarbij een rol, en wel een zeer voorname. Want elk afzonderlijk huwelijk, als echtverbintenis tussen deze bepaalde man en die bepaalde vrouw, komt slechts tot stand door de vrije toestemming van beiden.”

 

De mens kan de goddelijke wetten niet veranderen

“Maar het wezen van het huwelijk is totaal aan de menselijke vrijheid onttrokken, zodat, wie eenmaal een huwelijk heeft gesloten, aan de goddelijke wetten en aan de wezenseigenschappen ervan gebonden is. Want de Engelachtige Leraar zegt bij zijn uiteenzettingen over de huwelijkstrouw en de kinderzegen: “Deze twee dingen komen bij het huwelijk uit de echtelijke verbintenis vanzelf voort; bijgevolg: als in het jawoord, waardoor het huwelijk tot stand komt, iets zou worden opgenomen wat daarmee in strijd is, dan zou er geen waar huwelijk tot stand komen.”

98d1910f15b4893659d3d210d4684c9b

 

Meer een vereniging van zielen dan van lichamen

“Door het huwelijk worden dus de zielen verbonden en samengesmolten, en dat wel eerder en sterker nog dan de lichamen; en dat niet als gevolg van een voorbijgaande opwelling van de zinnen of vluchtige neiging van het hart, maar als gevolg van een weloverwogen en vast besluit van beider wil; en uit deze samensmelting van de zielen ontstaat krachtens Gods bestel de heilige en onverbreekbare huwelijksband.”

 

Plichten van de burgerlijke overheid

“Hieruit alleen reeds volgt als vaststaande waarheid, dat de wettige overheid wel het recht, ja de dwingende plicht heeft, onzedelijke verhoudingen, die met de rede en met de natuur in strijd zijn, te verbieden, te verhinderen en te bestraffen.”

 

Samengevat

“De heilige vereniging van een echt huwelijk komt dus tot stand door de wil van God, en door de wil van de mens tegelijk. Van God zijn afkomstig de instelling, de doeleinden, de wetten, de goederen van het huwelijk. Ieder afzonderlijk huwelijk echter, met de plichten en voordelen die God heeft vastgelegd, komt, door Gods hulp en bijstand, van de gehuwden en wel door de edelmoedige overgave van hun eigen persoon aan elkaar voor heel  het leven.”

 

Fundamentele dwaling: een louter menselijke instelling

“Laten wij dus beginnen met de bespreking van de oorzaken van het kwaad. De diepste wortel ervan is deze met ophef verkondigde leer: het huwelijk is geen instelling van de Schepper van de natuur, en door Christus niet tot de waardigheid van een waar sacrament verheven, maar slechts een menselijke uitvinding.”

 

Gevolg: de huwelijkswetten zijn veranderlijk

“Dat deze leerstelling zeer verderfelijk is, blijkt echter ook zonneklaar uit de gevolgtrekkingen die de verdedigers ervan zelf eruit afleiden. Ziehier namelijk die gevolgtrekkingen: de wetten, instellingen en gebruiken, die het huwelijk regelen, zijn alleen door de mens ontstaan  en zijn dan ook enkel aan de menselijke wil onderworpen. Zij mogen en moeten dus volgens goedvinden van de mensen en volgens de wisselende omstandigheden, waarin het mensdom zich bevindt, ingesteld, gewijzigd en afgeschaft worden.”

 

Nieuwe soorten van “huwelijken”

“Steunend op deze beginselen zijn sommigen zo ver gekomen dat ze nieuwe soorten van verbintenissen hebben uitgedacht, die naar hun mening aangepast zijn aan de mensen en toestanden van vandaag. Nieuwe soorten van verbintenissen waarin zij nieuwe soorten van huwelijken zien: namelijk het huwelijk voor een tijd, het huwelijk op proef en het huwelijk in kameraadschap. Deze eisen de volle vrijheid en de rechten van het huwelijk voor zich op, maar sluiten de onverbreekbare band en de kinderen uit, tenminste tot de tijd, waarop de partijen hun levensgemeenschap en intieme omgang in een volrechtelijk huwelijk willen omzetten.”

 

Verfoeilijke uiting van ontaarding

“Meer nog: daar zijn er die het verlangen hebben en de eis stellen, dat dergelijke monsterachtige praktijken wettelijk erkend zullen worden, of althans door de publieke zeden en gebruiken van de volken als vrij van alle schuld beschouwd zullen worden. Zij schijnen zelfs niet te vermoeden dat zulke praktijken toch zeker niets te maken hebben met de moderne cultuur, waarop zij zo groot gaan, doch dat het verfoeilijke uitingen van ontaarding zijn, die zonder enige twijfel ook de beschaafde volken omlaag halen tot het peil van sommige wilde stammen.”

 

81e0ACRh1CL