Verraad in de Kerk

VERRAAD IN DE KERK

(Uit het voorwoord van Sodalitium, It – nr. 72)

Tijdens de modernistische revolutie van het Tweede Vaticaanse Concilie, werden er ook veel boeken gedrukt om de katholieke Traditie te verdedigen. Een daarvan was getiteld: De Kerk van Judas. De schrijver Bernard Faÿ was een geschiedkundige, die veel wist over de vrijmetselarij, en aan de zijde stond van Mgr. Lefebvre bij de stichting van zijn broederschap. Dit boek, De Kerk van Judas, had betrekking op het Tweede Vaticaanse Concilie, en droeg als ondertitel de woorden van het Evangelie volgens Mattheus 26, 16: … Judas zocht de gelegenheid om hem over te leveren. De auteur preciseert daarbij nederig dat het hier gaat om een geschiedkundige studie, en geen theologische, en dat hij de leerstellige vraagstukken aan de bevoegde theologen overlaat; inderdaad, want vanuit strikt theologisch oogpunt kan er geen “Kerk van Judas” bestaan.

Maar wie er wél bestaan, zijn de Judassen die nog verborgen zijn in de Kerk van Christus. Net zoals Judas, ook toen hij reeds een verrader geworden was, verborgen bleef in het college van de Apostelen tot aan de Hof van Olijven. Niet voor niets heeft onze Heiland toegelaten dat er onder de Zijnen een verrader was, maar opdat wij niet zouden geërgerd worden door de vele verraders die de geschiedenis van de Kerk heeft gekend. De Kerk heeft geleden, en tot op heden heeft zij te lijden, niet alleen van haar openlijke en verklaarde vijanden, maar ook, en ik zou zeggen vooral van de binnen in haar verscholen vijanden. Dat herinnert ons ook de H. Pius X in zijn Encycliek Pascendi tegen de modernisten: “De kwaadstichters zijn niet zozeer te zoeken onder de openlijke vijanden, maar schuilen – en dit is wel de meest trieste en smartelijkste zaak – binnen de eigen boezem, in de Kerk zelf. Zo zijn zij des te verderfelijker naar mate zij minder opvallen. Wij spreken hier, eerbiedwaardige Broeders, over velen onder katholieke leken en – wat nog veel bedroevender is – over een aantal priesters, die onder voorwendsel van liefde voor de Kerk, zonder een degelijke kennis van filosofie en theologie, maar van vergiftigde leerstellingen doortrokken, geïndoctrineerd door leraren die de Kerk haten, zich schaamteloos aandienen als vernieuwers van deze Kerk. In vermetelheid tot één groep aaneengesloten tasten zij de heiligste zaken aan in het werk van Christus. Zij laten zelfs de Persoon van de Goddelijke Verlosser niet ongemoeid en in vermetele heiligschennis maken zij Hem tot een gewoon mens zonder meer. Dat Wij zulke lieden – ofschoon zij het zelf vreemd vinden – als vijanden der Kerk beschouwen kan niemand met recht verwonderlijk vinden, indien men kennis neemt van hun wijze van spreken en van hun leerstellingen. Men late hun bedoeling, waarover het oordeel alleen aan God toekomt, buiten beschouwing. Het is echter niet bezijden de waarheid als iemand hen tot de allerverderfelijkste vijanden van de Kerk rekent.” Dus niet enkel vijanden van de Kerk, maar zelfs de allerverderfelijkste, precies zoals Judas was. Net zoals Judas, zo is volgens Mgr. Benigni het modernisme “de verrader van de Kerk”. Reeds de Apostel Paulus schreef dat hij “in gevaar was door de valse broeders” (dat is door de judaïserende christenen, zie 2 Cor 11,26), en de modernisten zijn de ware afstammelingen van de valse broeders van toen.

Het verbaast ons daarom niet dat deze modernisten een grote waardering hebben voor de verrader bij uitstek, namelijk voor Judas Iscariot, wiens zielenzaligheid ze ook veronderstellen of bevestigen. Het gaat daarbij om een oude dwaling (Zie oudere nummers van Sodalitium, nr. 41, 50, 60, uit de tijd van Wojtyla en Ratzinger). Als reeds Wojtyla en Ratzinger Judas rechtvaardigen, dan zeker Bergoglio! En inderdaad, op Witte Donderdag 2021 (de nacht van het verraad!), op 1 april (het is geen grap, helaas), was de Osservatore Romano gewijd, niet aan het Priesterschap of de H. Eucharistie, maar aan de Verrader. Op de voorpagina was een weerzinwekkend tafereel afgebeeld, waarin een naakte Jezus zich over Judas buigt, die halfnaakt is, dood door zelfmoord (de boom op de achtergrond). Dit alles draagt de titel: Judas, en het schandaal van de barmhartigheid. Barmhartigheid tegenover wie? Maar tegenover Judas, vanzelfsprekend! (en na hem, des te meer, tegenover zijn bewonderaars en navolgers uit het verleden en het heden). De directeur van de Osservatore Romano legt in zijn voorwoord uit, van wie het idee en het initiatief komt van dit nummer van Witte Donderdag, toegewijd aan Judas: “van Paus Franciscus”. En hij stelt ons daarbij op de hoogte van het feit dat er “achter het bureau van de Heilige Vader” twee afbeeldingen hangen: de eerste van een kapiteel van de basiliek van de H. Maria Magdalena te Vézelay, die “de zichzelf verhangen Judas” en de Goede Herder “die hem op de schouders draagt” zou voorstellen. De andere is dus dit bewuste weerzinwekkende tafereel, dat een “Franse gelovige” hem heeft gegeven na een toespeling van Bergoglio op vernoemd kapiteel. Verderop in dit nummer wordt onder meer uit een boek van Papini gepubliceerd (een boek dat op de Index staat, deze Papini leert ook de toekomstige vergiffenis van Satan), en een preek van Mazzolari van Witte Donderdag 1958 “Onze broeder Judas”, waar hij verkondigt dat de eerste heiligen die de hemel binnenkwamen Judas waren, en de twee moordenaars (ja: niet één, maar twee!).

Opmerkelijk is het dat de woorden zelf van Bergoglio, die zich laat inspireren door Mazzolari, er niet worden aangehaald. We zullen die hier aanhalen; hij heeft ze gesproken op 16 juni 2016, in de Basiliek van Lateranen: “Ik heb een afbeelding in handen gekregen – jullie kennen die wel – van dat kapiteel van de Basiliek van Maria Magdalena in Vézelay, in het zuiden van Frankrijk, waar ook de pelgrims naar Santiago vertrekken: aan de éne kant zien we Judas die zich heeft verhangen, met zijn tong uit de mond, en aan de andere kant van het kapiteel zien we de Goede Herder die hem op de schouders draagt, die hem met zich meedraagt. Het is een mysterie, dit. Maar die mensen uit de Middeleeuwen, die de catechismus onderrichtten met afbeeldingen, hadden het mysterie van Judas begrepen. En Don Primo Mazzolari hield hierover eens een mooi betoog op Witte Donderdag, een mooi betoog! Hij is geen priester van dit bisdom, maar wel uit Italië. Een priester uit Italië die de complexiteit van de logica van het Evangelie goed heeft begrepen! En degene die zich daarbij de handen het meest heeft bevuild, is Jezus. Jezus heeft zich het meest besmeurd. Hij was geen “juiste”, maar ging bij de mensen, onder de mensen, en nam de mensen zoals ze waren, niet zoals ze moesten zijn.”

Het kapiteel van Vézelay is voor Bergoglio van zó groot belang, dat hij er het jaar erna telkens op terug kwam, op 9 maart, op 2 augustus, 2 oktober. Maar stelt dit kapiteel in Vézelay (dat niet in het zuiden van Frankrijk ligt) ook werkelijk de Goede Herder voor die Judas op de schouders neemt? Zou de voorstelling van de zich verhangene Judas enerzijds, en die van de Goede Herder die de boetvaardige zondaar draagt anderzijds, niet veel meer het beeld zijn van twee tegengestelden: degene die Gods barmhartigheid weigert enerzijds, en degene die deze barmhartigheid aanvaardt anderzijds? In elk geval is een kapiteel minder waard dan het Evangelie, dat ons de eeuwige verdoemenis van de “zoon des verderfs” heeft geopenbaard, voor wie het beter zou zijn geweest, nooit geboren te zijn geweest.

In de Oudheid vereerden de gnostische Kaïnieten Judas, voor de Origenisten is hij gered geworden, en tegenwoordig kiezen de neo-modernisten hem tot hun apostel. Een artikel uit 2018 (Judas Apostel en Duivel, Bergoglio Paus en Duivel?) pleitte voor het bizarre denkbeeld dat Bergoglio net als Judas een “duivel” is (Jh. 6, 71-72). Net zoals Judas tegelijk Apostel en Duivel was, zonder dat zijn zetel vacant was, zo zou dat ook gezegd kunnen worden van Bergoglio (tegelijk Paus en Duivel). Maar de schrijver van dit artikel vergeet: het is één ding om Apostel te zijn, maar het is iets heel anders om Paus te zijn; één ding om Apostel te zijn vóór de stichting van de Kerk, iets anders om het daarna te zijn; één ding om Apostel te zijn op het moment van de roeping, iets heel anders om het te zijn op het moment van het verraad. Wie alles met elkaar verwart, krijgt ook verwarde opvattingen. Judas was Apostel op het moment van zijn roeping; maar was hij dat nog altijd als hij, na het geloof verloren te hebben, verraad pleegde, tenzij alleen ogenschijnlijk? En als hij het nog was, dan was de Kerk nog niet gesticht, en was hij ook niet bestemd, zoals Petrus, om het zichtbare Hoofd van de Kerk te worden. En dat allemaal om maar te kunnen zeggen dat de Plaatsbekleder van Christus een Duivel is, en zonder daarbij te beseffen dat een dergelijke merkwaardige trouw aan Bergoglio smadelijk is voor Christus, van Wie een “duivel” niet alleen ogenschijnlijk en menselijk (materialiter), maar ook werkelijk (formaliter) de Plaatsbekleder en vertegenwoordiger zou zijn.

Laten wij beter verder strijden tegen het modernisme en de modernisten, de voornaamste vijanden van de Kerk, verscholen in de Kerk, maar geen vertegenwoordigers van de Kerk. Laten de zelfverklaarde ‘gematigden’ maar een Gezag verdedigen, waarvan ze in de praktijk elk gezag afwijzen.